Op vrijdag 28 oktober jongstleden, rond acht uur in de avond Nederlandse tijd, was het een jaar geleden dat het telefoontje kwam. ‘Sophia is al ruim twee en half uur vermist’. Het leven zoals wij dat tot op dat moment kenden werd abrupt beëindigd en een inktzwarte nachtmerrie begon. Deze duurt nog altijd voort.
Alle dingen die voor ons, in dat vroeger leven, zo vanzelfsprekend waren, zijn dat sindsdien niet meer.
Een goede vriendin zei:
‘Onze kinderen, kleinkinderen, neefjes en nichtjes reizen de wereld over en komen weer veilig thuis. En dan ineens is dat niet meer vanzelfsprekend’.
Wat een voorrecht is het om te weten waar je kind is. Om hem of haar te kunnen whatsappen en dan antwoord te krijgen. En hoe gewoon vinden we dat, tot het moment dat alles in stukken uiteen valt.
Die vrijdag kwamen er lieve kaartjes, mailtjes, er werden bloemen gebracht. En kaarsen. Mensen weten dat wij altijd lichtjes branden voor Sophia. Ook in de nacht. Dan branden er nepkaarsen met batterijen, omdat wij haar niet alleen in het donker willen laten. Het is hartverwarmend dat zoveel mensen onverminderd met ons meeleven, en ook nog altijd mee-hopen.
Een hechte vriendin van Sophia schreef die dag:
‘Het is alweer een jaar dat we onze lieve Soof moeten missen. We missen haar allemaal. Ik denk elke dag aan haar. Wat zou ze nu aan het doen zijn, wat zou ze denken, wanneer komt ze bij ons terug? Ik mis mijn goede vriendin die altijd voor me klaar staat als ik haar nodig heb en die altijd van het positieve uitgaat. Soof is een sterke, slimme, vrolijke, creatieve, koppige, moedige, gedreven meid. Ik heb hoop en zal dat ook altijd blijven houden’.
Wij, haar ouders en broers, zijn niet de enigen die haar dag in, dag uit, intens missen. Zij speelt een rol in vele levens en met name haar zeer hechte vriendinnenclub worstelt met haar afwezigheid.
Sophia zou nu co-schappen hebben moeten lopen. Elke dag zou ze thuiskomen met enthousiaste verhalen over de dingen die ze ziet, de artsen waar ze mee werkt, waar en wanneer ze mag assisteren. Zoals ze wekelijks schreef vanuit Kampala. En zoals ze dat deed in de vroege zomer van 2014 toen zij, 20 jaar oud, drie weken junior co-schappen in het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis liep. Het maakte diepe indruk op haar.
We zouden die verhalen zo graag horen.
Het is heel moeilijk Sophia’s afwezigheid te bevatten, we weten immers niet wat er gebeurd is, die woensdagavond in oktober van het vorig jaar, toen zij in een tien minuten tijd, vrijwel spoorloos verdween, tot op de dag van vandaag.
Tijdens mijn recente bezoek aan Oeganda heb ik, Sophia’s moeder, weer dingen gehoord die ik voordien niet wist. De paradox ‘hoe meer je weet, hoe minder je weet’ is hier sterk aanwezig. Dat maakt het niet makkelijker, je begint aan alles te twijfelen. Wie spreekt de waarheid en wie doet dat niet?
Toch is de waarheid hetgeen dat wij blijven zoeken.
Onze Sophia opgeven is geen optie. Dat kunnen we niet, dat mógen we niet.
De tijd gaat maar door en door. We weten dat, we zien dat, maar kunnen er niet te veel bij stil staan. Dan grijpt de angst ons naar de keel, en verliezen we misschien de hoop die wij nog altijd koesteren. En die ons doet overleven. Wij moeten vooruit, blijven hopen, blijven bedenken wat we kunnen doen en blijven zoeken naar onze Sophia. Wij zijn dankbaar dat er mensen om ons heen zijn die ons hierbij helpen. Zoals al eerder gezegd, we kunnen alle hulp gebruiken die ons wordt geboden.
Marije Slijkerman
Gerard, Max en Jan Koetsier