28 oktober 2018
Drie jaar geleden verdween Sophia en begon de nog altijd voortdurende nachtmerrie. Drie jaar van slopende onzekerheid, een dagelijkse confrontatie met een oerwoud van vraagtekens, een zee van raadsels.
Onduidelijk is bijvoorbeeld wat er precies gebeurd is tussen Sophia’s aankomst op de zeer low budget locatie en haar verdwijning. Onbekend is wie daar die avond aanwezig waren, wie er kwamen, wie er gingen.
Wel is duidelijk dat het onderzoek dat gedaan is, met name in die cruciale eerste dagen, een en ander te wensen overliet.
Zo kan men zich afvragen hoe zinvol het is om na drie dagen een ‘plaats delict’ af te zetten waar inmiddels tientallen mensen, vele malen, overheen gelopen hebben. Hetzelfde geldt voor de inzet van honden, op diezelfde dag. En dat is slechts een greep uit de vele vragen die er zijn.
De ochtend na Sophia’s verdwijning is een plastic fles gevonden die van haar zou zijn. Een dag later worden er meerdere spullen gevonden, uitgestald langs de rivieroever, vlakbij diezelfde vindplek. Waarom pas een dag later? Het roept de vraag op of die spullen er eigenlijk wel lagen, de vorige dag. Wanneer zijn ze neergelegd? En door wie?
Er kwam vrijwel direct een verhaal de wereld in dat Sophia zou zijn aangevallen door een wild dier, of dat zij in de rivier terecht gekomen zou zijn. Een aanval door een dier lijkt zeer onwaarschijnlijk. Hier is nooit enig bewijs van gevonden. De rivier zou een rol kunnen spelen maar we weten niet of Sophia daar werkelijk heen gelopen is.
Het is en blijft volledig onwerkelijk niet te weten wat er gebeurd is met Sophia, waar zij is, of ze leeft. Wij zijn ons meisje nu drie jaar kwijt, maar weten niet of het definitief is.
Er zijn mensen die opperen ‘het te laten rusten’. Mensen die vragen of wij, Sophia’s ouders, de rest van ons leven zullen blijven zoeken naar onze dochter. Met bevreemding horen wij dergelijke uitspraken aan. Weten deze mensen wel wat ze zeggen? Wij hebben geen idee hoe de rest van ons leven eruit zal zien.
Of er ooit antwoorden zullen komen op al die vragen, we weten het niet. Net zomin wanneer het moment komt dat er geen enkele weg meer te bewandelen is. Wij zijn veroordeeld tot leven met deze zo grote en zware onzekerheid.
Gelukkig zijn er maar weinig mensen die zulke dingen zeggen.
Veel meer zijn er die ons steunen, in welke vorm dan ook. Die begrijpen dat je je kind niet kunt opgeven, die het met ons eens zijn dat dit een raar verhaal is, en dat er nog altijd wegen open liggen. Dat die wegen bewandeld moeten worden. En dat doen we ook.
Makkelijk is dat niet. Het is een voortdurende strijd tussen hoop en wanhoop, kracht versus uitputting, vastberadenheid versus twijfel en moed versus angst.
De winnaar is niet altijd duidelijk.
Natuurlijk gaat het andere leven, het parallelle leven dat er ook is, ‘gewoon’ door.
Sophia’s broers zijn beiden aan een nieuw studiejaar begonnen en hebben de eerste tentamens alweer achter de rug.
Haar allerbeste vriendin liep drie maanden co-schappen in Tanzania, is klaar met haar studie Medicijnen en gaat werken in een ziekenhuis.
Ook in dit parallelle leven is Sophia aanwezig.
De etentjes met verjaardagen, de lege stoel, de stilte waar haar stem zou moeten klinken.
De bladmuziek op de piano, de toetsen die wachten op een aanslag.
Haar oude fiets voor de deur, de banden nog altijd hard, ze kan er zo op wegfietsen.
Sophia is een sterke persoonlijkheid die heel dominant aanwezig kan zijn, maar nooit was zij zó aanwezig als zij nu is, in haar onbegrijpelijke afwezigheid.
De pijn van het gemis is immens.
Voor ons ís Sophia er, net als voor haar vele, hechte vriendinnen; er wordt veel over haar gesproken en ook zij blijven geloven in een wonder. Die zeldzaam zijn, zoals eenieder weet, maar die soms toch gebeuren.
Een vriendin beschreef de schok die ze voelt als ze door de stad fietst en in een flits iemand ziet die op Sophia lijkt. Maar ze is het niet.
Een andere vriendin heeft het gevoel dat ze iedere dag een telefoontje kan krijgen, dat Sophia er weer is.
Wij weten precies wat ze bedoelen.
Elke reis naar Oeganda levert nieuwe contacten op, ook informatie die, vooralsnog, de paradox ‘hoe meer je weet, hoe minder je weet’ versterkt.
Het is als reizen in een volkomen onbekend land; je weet nooit waar een weg je heen zal voeren. Misschien naar een plek vanwaar je verder kunt, maar een weg kan ook naar nergens leiden. Wij blijven ze allemaal bewandelen, gesterkt door de steun van velen, bekend en onbekend, steun in welke vorm dan ook. Wij zijn en blijven al deze mensen intens dankbaar.
En wij blijven hopen dat er een weg zal komen die ons naar Sophia leidt.
Als niets zeker is, is alles mogelijk.
Marije Slijkerman
Gerard, Max en Jan Koetsier